Max, deel 4

Vandaag step ik in de buurt rond. Ik vond het vorige keer toch niet zo leuk om te verdwalen.

Maar vanmiddag ben ik blij. Mijn pet staat lekker schuin en mijn blitse step stept extra snel.

Razendsnel step ik door de straatjes achter de markt. Het zijn allemaal smalle straatjes met hoge huizen. Oude straten waar ze aan het werk zijn aan de weg en de huizen. Reuze interessant al die machines en de mensen die aan het werk zijn. Af en toe blijf ik even staan om te kijken wat ze doen.

Uiteindelijk kom ik bij het pleintje waar mijn vrienden ook meestal spelen. Het is een klein pleintje en omdat ze in de straat aan het werk zijn, hebben ze er een hele grote ijzeren bak voor gezet. Hij is zo groot dat het wel een klein huisje lijkt. Er zit zelfs een deur in, met een groot slot erop en hij is geel. Ik kan het pleintje niet zien zonder om de bak heen te steppen.

Opeens zie ik dat er rook achter de bak opstijgt! Ik blijf even kijken en besluit dan op onderzoek uit te gaan. Misschien is er wel brand. Langzaam step ik om de bak heen. Op het pleintje staat een groep jongens, het zijn grote jongens, maar ik ken ze niet. Ze staan om een vuurtje heen, porren erin, en lachen. ‘Hij brandt goed hè?’ roept eentje. De anderen roepen ‘Ja!’ en lachen weer.

Voorzichtig step ik dichterbij om beter te kunnen zien wat ze aan het verbranden zijn. De jongens letten niet op mij en ik ben niet bang voor ze. Als ik vlak achter de jongens sta, kan ik het eindelijk zien. Het is een stapel hout, kranten en dozen die brandt. Het klinkt wel lekker, het vuur knettert.

‘Hé, jij!’ roept er opeens een. Ik kijk verschrikt op. ‘Wat doe jij hier ukkie!’

‘Ik zag de rook,’ zeg ik. ‘Toen was ik nieuwsgierig.’

‘Wil je er ook wat opgooien?’ vraagt een van de jongens. Hij komt naar me toe gelopen.

‘Nee!’ zeg ik, ‘dat is gevaarlijk.’

‘Oja? Is dat gevaarlijk?’

‘Ben jij een bangerik?’ vraagt de jongen. Hij staat nu vlak voor me.

‘Nee!’ roep ik boos.

Opeens heeft hij mij step stevig vast! Ik voel dat ik rood word van boosheid! Woedend kijk ik hem aan. Mijn step houd ik zo stevig mogelijk vast. Die krijgt hij niet zo maar van me.

‘Wedden dat jij niets op het vuur durft te gooien?’ zegt de grote jongen.

‘Ik durf het best, maar ik doe het niet!’ roep ik boos.

Opeens staat er nog een jongen naast me. Hij grijpt mijn step ook stevig beet.

‘Als jij het niet durft,’ zegt de nieuwe jongen, ‘dan gooien wij jouw step op het vuur!’ Hij lacht gemeen.

De twee jongens zijn te sterk voor me. Als ik niet iets op het vuur gooi, dan pakken ze zeker mijn step af!

‘Oké,’ zeg ik boos. ‘Maar dan moeten jullie wel mijn step loslaten.’

Allebei de jongens doen een stap achteruit en laten het stuur van mijn step los. Ik loop naar een stapeltje kranten en dozen dat naast het vuur ligt. Mijn step hou ik in mijn hand.Uit de stapel pak ik een krant. Ik wil er niets groots opgooien. Ik loop langzaam naar het vuur. Ik voel hoe warm het is. Van een klein afstandje gooi ik de krant erop.

WOESH! Een grote vlam schiet de lucht in. Het vuur brandt opeens veel harder. Het vuur lijkt wel te loeien, de stapel brandt opeens veel harder!

De jongens rennen hard weg en ik sta daar alleen. Het vuur loeit maar door, hoge vlammen schieten eruit. Het is heet, loeiheet! Hoe moet ik dat uitkrijgen? Ik kijk goed om me heen, maar zie nergens water. Wat moet ik doen? Ik leg mijn step neer. Voorzichtig doe ik een stap dichter bij en blaas. Ik blaas zo hard als ik kan, maar het vuur gaat niet uit. Het brandt nog harder! Opeens hoor ik sirenes aankomen. Ik weet niet wat ik moet doen. Geschrokken kijk ik om me heen. Daar stappen al twee politieagenten het pleintje op. Snel pak ik mijn step op.

‘Hé!’ roept een van de twee en ik blijf verschrikt staan. Met twee grote stappen, staat hij naast me.

‘Heb jij dit gedaan?’ vraagt hij streng. Hij wijst naar het vuur.

Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik ben niet met het vuurtje begonnen, maar ik heb er wel iets opgegooid…

‘Kom maar mee,’ zegt de agent, ‘dan kun je alles rustig op het politiebureau vertellen.’

Stevig pakt hij mijn schouder beet en duwt me in de richting van de politieauto. Mijn step gaat mee. Ik kijk naar de boze politieagent naast me. Zouden ze me arresteren? Wat moet ik straks vertellen? Nog een keer kijk ik achter me naar het vuur. Het lijkt eindelijk wat minder hard te branden. Gelukkig. Misschien gaat het vanzelf wel uit.

EINDE

© Naomi Blindeman, 2001